Rolstoelmensen gaan dood. Iedereen in een rolstoel gaat dood. Ik was er van overtuigd dat het zo was en daardoor was ik daarna jarenlang nog bang voor mensen in een rolstoel. Geen enkel kind wil graag de dood om zich heen. Het zorgeloze leventje waar je grootste trauma de natuurramp van kapot gekookte groente is moet niet vervuild worden met zoiets absurds als de dood. Ik heb met de dood gespeeld toen ik me alleen nog maar kruipend kon voortbewegen.
Op een kleed in de tuin, spelend met mijn buurmeisje Anne van 9 jaar. Anne had een kaal hoofd en zat in een rolstoel. De rolstoel stond nu bij de deur en Anne zat naast me op het kleed. Ze was in het wit gekleed en er zat een buisje in haar arm waar water vanuit een fles doorheen druppelde. Terwijl Anne naast me zat probeerde ze met me te spelen maar ik was te bang om me op het spel te concentreren. Ik was bang voor Anne met haar kale hoofd en haar arm waar dat buisje uit stak. Anne lachte naar me en probeerde met me te spelen maar ik zag Anne niet. Ik zag een kaal meisje die altijd in die grote rolstoel moest zitten. Anne was even eng als het monster onder het bed en als de boze schaduwen die bij het slapen slopen over mijn gordijnen.
Mijn laatste herinnering aan mijn Anne is dat ze van de auto naar huis werd gedragen door haar vader. Ze zwaaide heel vrolijk naar mijn moeder en mij en mijn moeder zwaaide heel vrolijk terug en riep ‘Hallooo Anne!’ naar Anne en haar vader. Daarna heb ik Anne nooit meer gezien.
Later leerde ik dat Anne dood was. De dood is een vrij abstract begrip als je kind bent. Kanker is dat ook, zelfs wanneer je ouders je jaren later uitleggen waarom Anne er opeens niet meer was. Kanker. Kanker is als je een kaal hoofd hebt en in een rolstoel zit. Kanker is dat woord waar je de hele buurt mee stil krijgt als je dat over het speelpleintje roept. Van kanker rennen moeders naar buiten om je een tik te geven. En niet alleen je eigen moeder. Bij kanker nemen de moeders van de straat voor elkaar waar. De moeder die als eerste ter plaatse is mag dan de tik uitdelen.
En als je dan een tik had gekregen kwam je eigen moeder ook nog naar buiten rennen om je even goed door elkaar te schudden. Wanneer het schudden klaar was werd je aan één arm hardhandig mee naar huis getrokken en hoorde je de buurvrouw en je moeder als grote vriendinnen naar elkaar schreeuwen dat het heel goed was zo.
Kanker zette de wereld op zijn kop, zoveel begreep ik er nog wel van. Van kanker kreeg je namelijk een rolstoel en van die rolstoel ging je dood. Die dood, die hoort niet bij je leven. Die dood is net zo absurd als de monsters onder je bed en de schaduwen in je gordijnen.
Comments