En dan heb je opeens dat onbestemde gevoel dat je zo kapot gecontroleerd wordt tot je er vanzelf van gaat disfunctioneren. Je doet de deur achter je dicht en vervolgens begint het te regenen met verantwoordelijkheden waar je eerder niet bij stil had gestaan, de ellende begint. Interactie met mensen is een opoffering. Actie/reactie. En het is die reactie waar ik zo compleet gestoord van wordt. Ik wil geen reactie geven. Ik voel geen behoefte om uitleg te geven en ik blief de verantwoordelijkheden niet meer. Laat het alsjeblieft eens een keer stoppen met dat gesjor aan me. Ik ben er niet en ik doe niet open.
De makkelijkste weg was jezelf van kant maken dacht ik altijd. Het leek me een prima oplossing voor welk probleem ter wereld dan ook. Ware het niet dat ik bang ben. Noem het maar op en ik ben er op een zeker moment in mijn leven als de dood voor geweest. Laat staan dat ik mezelf dan vrijwillig van een flatgebouw ga gooien of voor een trein ga werpen. Het risico dat ik het overleef en tijdens zo’n mislukte poging al mijn botten hoor kraken heeft me altijd tegen gehouden. En zo makkelijk is het nog niet eens.
Voor een trein springen vraagt een verdomd goede timing, het komt maar al te vaak voor dat de springer niet onder de trein terecht komt maar er tegenaan springt en het daardoor overleefd. En probeer je daarna nog maar eens te onttrekken aan het revalidatieproces. Als je geen team van vakidiote therapeuten om je heen hebt zijn er altijd nog vrienden en familie waar je juist van weg probeerde te springen. De break a leg kaartjes van collega’s die het ijs proberen te breken met hun flauwe kantoorhumor en de meewarige blikken van bejaarde medepatiënten die bezig zijn om het leven een lekkere 2e kans te geven met hun kunstheup. Het drama van een mislukte poging is niet te overzien. De psycholoog die je wijs maakt dat je het echt waard bent en de psychiater die experimenteert met zijn door Pfizer gedraaide rotzooi waar je een leven lang aan vast zit. Nee, ik wil het niet. Laat me met rust verdomme.
Een overdose in een warm bad met doorgesneden polsen. Dire straits op repeat zodat ik Mark Knopfler steeds ‘Yeah, that’s the way to do it’ hoor zingen. Het leek me een perfect plan. Ik had de kamer al geboekt. Ergens 5 sterren in Rotterdam. Een geschiktere stad om voorgoed te stoppen met ademen bestaat er niet. Alleen die angst he? Die angst dat ik te vroeg ontdekt zou worden door een kamermeisje die binnenkwam zonder kloppen. En dan naakt uit bad gevist worden door 2 potige ambulancebroeders die me de huid volschelden terwijl ze me door de foyer van het hotel naar de ambulance brengen. Nee, zo’n hotelkamer was misschien toch niet zo’n goed idee. Nee, nee nee.
Nee, dat suïcideren ligt mij niet. Buiten het feit dat ik te bang ben dat het mislukt en ik verder moet met weer wat extra angstige momenten op de teller, wil ik ook zeker niet de laatste minuten van mijn leven in angst doorbrengen. Ik haat angst en heb er al genoeg van gehad. Als ik alle minuten die ik in angst heb doorgebracht opnieuw zou mogen leven dan zou ik nu weer aan mijn puberteit mogen beginnen.
En nou zou ik natuurlijk de strijd aan kunnen gaan met mezelf. Mezelf overwinnen en vol goede moed doorgaan. Hallelujah, hi-five, een sticker in mijn schriftje en een zoen op mijn voorhoofd, maar dat klinkt toch niet helemaal als mij. Nee, de strijd met jezelf aangaan klinkt als een fietsvakantie in de Pyreneeën en dan iedere dag weer blij zijn dat je niet het ravijn in bent gereden. En het allerergste daarvan is dat je bij terugkomst aan iedereen weer mag uitleggen dat je niet het ravijn in bent gereden. Nee, ik blijf wel binnen met de deuren dicht en de ramen gesloten. Ik ben er niet.
Comments