Er gaat iets mis met de hersenen wanneer mensen eenmaal kinderen hebben gekregen. Kinderloze mensen zullen in tegenstelling tot ouders nooit melodramatisch iets roepen over de meest geweldige gebeurtenis in hun leven. Enige vorm van relativering is elke ouder vreemd. Een kind brengt het kind terug in de mens, zoveel is duidelijk. Of dat altijd goed uitpakt is de vraag.
Ik heb bijvoorbeeld nooit problemen met mensen, maar ouders en ik zijn toch altijd een slechte combinatie geweest, zelfs nu nog. Het is alsof ik de verdomde antichrist voor ze ben die er op uit is om vroeg of laat hun kroost als ontbijt te verorberen. Ouders krijgen spontaan een buitenproportionele beschermingsdrang en territoriumdrift als ik de kamer binnenloop. Ter ere van mij openen ze een kruisverhoor gevolgd door een salvo aan verwijtende opmerkingen. Als mitrailleurschoten worden dodende blikken mijn kant opgeschoten in de hoop dat ik ter plekke dood neerval.
‘Oh je hebt een geheim nummer genomen?’
‘Ja, en ik mag het je niet geven want mijn vader denkt dat jij onze telefoonhijger bent’
Ach, herinneringen aan een schooltijd uit een steeds grijzer wordend verleden. Je kan er alleen maar van houden. De vader in kwestie heb ik inmiddels al met een paar jaar overleefd, dat noemen we gerechtigheid in mijn vocabulaire.
Of wat te denken van de moeder van een ex-vriendinnetje? Op een gegeven moment was mama er heilig van overtuigd dat ik altijd dronken was. Van s’ochtends vroeg tot s’avonds laat was ik volgens haar straalbezopen. Het is me nog steeds een raadsel hoe ze dat voor zich zag, waarschijnlijk dacht ze dat er wodka uit mijn kraan kwam, want een andere verklaring kan ik niet vinden. Elke keer als ik daar op bezoek kwam nam moeder haar dochter even apart om te vragen of ik dronken was. Dochterlief kreeg vervolgens op het hart gedrukt dat ik een slechte invloed was en dat ze zoveel beter verdiende. Ik heb moeders maar niet verteld over onze eerste ontmoeting waarbij dochterlief zichzelf met longdrinks wodka volgoot en laveloos in mijn nog lavelozere armen wierp waarna we allebei kruipend op de grond aangerand werden door de hond des huizes.
Maar het ergste volk zijn nog altijd de jonge vaders. Er is geen groter losgeslagen tuig dan de jonge vader. Mislukte alfamannetjes die hun driften met geen mogelijkheid onder controle kunnen houden. Ze vieren hun frustraties bot op vreemden die het wagen zich binnen een straal van twee kilometer van hun gezinnetje te begeven. Thuis hebben ze niets meer te zeggen en de teleurstelling over hun leven moeten ze toch ergens op botvieren. Sommigen ontmoeten elkaar op parkeerplaatsen bij tankstations en anderen vallen hun medemens lastig. Eerlijk gezegd gaat mijn voorkeur dan uit naar de hypocriete parkeerplaatsrukkers, die hun problemen ten minste bij zichzelf houden. Daar kun je alleen maar waardering voor hebben.
Dat is toch wel heel anders met de flapdrollen die vinden dat ze jou overal op mogen aanspreken. Hun vrijheid begint zo’n beetje bij de beperking van de vrijheid die ze een ander opleggen. In een manische tirade proberen ze je duidelijk te maken dat je een asociaal stuk vreten bent en dat je aanwezigheid als een soort AIDS virus het prille gezinsgeluk van binnenui probeert weg te vreten. Weg moet je! Waarom ik nou precies weg moet gaan kunnen ze me nooit helemaal duidelijk maken. Het enige argument dat ik aan het einde van de tirade steevast te horen krijg is ‘en nu heb je verdomme ook nog mijn vrouw overstuur gemaakt!’ Naast de jonge vader zit namelijk altijd een klein bang musje die angstig ja knikt op alles wat manlief over me uitspuugt. Zij is de buurvrouw die de hele dag met het nummer van de kliklijn onder de sneltoets wacht tot ze je kan aangeven bij de instanties. Al is het maar omdat je het vuilnis een kwartier te vroeg op straat heb gezet.
Een ouderloze samenleving, dat is mijn droom. De wereldvrede komt dan vanzelf wel onze kant op.
Comments