Het water waar ik in zwom voelde zwaar verontreinigd aan. Op het water lag een dun filterlaagje van de olie van alle plezierjachten die als een treintje achter elkaar door de grachten tuften. Niet slikken, niet slikken. Slik het verdomme niet door want dan ga je dood man! En hoppakee! Nog voor ik klaar was met bedenken dat ik het water absoluut niet door moest slikken zwom ik proestend en kokhalzend achter het treintje Makmavlets aan. Met hun tergend trage tempo van pluk de dag mensen en elitaire dieselgepruttel verstoorden ze mijn vlucht. Ik had mezelf nog zo beloofd om me niet te ergeren, maar beloftes zijn er om te breken. Het treintje tuffende sloepen stond symbool voor alles waar ik van weg wilde vluchten en het liefste ter plekke vernietigd zou zien worden.
Ik keek omhoog naar de sloep die voor me vaarde en zag een golf aan vetrollen die over de rand van de boot hingen. Vadsig, roze zwetend zonnebrandvel dat ingesnoerd zat in een zwart badpak met glimmende gouden accenten. Er hing een aura van misplaatst geluksgevoel om de sloep heen. Rosé drinkend net niet geslaagd volk met toastjes kaas binnen het vadsige handbereik. Lallend en brallend werd de zin van het leven tussen een hap en een slok teniet gedaan. Op zijn best waren ze bezig met luchtverplaatsing, maar feitelijk was het niets meer dan zuurstofverspilling.
Toen ik beter keek zag ik dat het Ineke van Gent was die met haar lijf zo vervaarlijk over die bootrand bungelde. Ik hoorde haar zeggen dat het water verderop wel schoon was, maar dat het haar verder niets uitmaakte. ‘Ik zit hier prima hoor, lekker sigaretje, wijntje en een heerlijk zonnetje. Meer heb je als mens toch ook niet nodig?’ Ze gooide haar peuk in het water en toen ze me zag gebaarde ze zonder een woord te zeggen dat ik haar boot rechtsom moest passeren.
Ik passeerde de boot en toen ik er voorbij was kwam ik in een kanaal terecht. Aan beide kanten was weiland met hier en daar een grazend schaap. Voor me ging de zon langzaam onder, de temperatuur van het water was goed en mijn voet leek geen last meer te hebben van de berenklauwaanval. Dit is wat ik bedoel! Recht zo die gaat! Ik zwem het geluk tegemoet!
Toen ik terugkeek zag ik de binnenstad van Leiden zoals Leiden op een zwoele zomeravond kan zijn. Gezellig druk aan de oppervlakte maar oh zo smerig als je beter kijkt. Een vettige waas van goedkoop junkfood hing over de stad, mensen pisten in de gracht en alle sloepen bleven hun olie in het water lekken. De stad zag eruit alsof het stonk naar frituurvet en verschraald bier. Ik zou niet meer omkijken, ik was op de goede weg.
Comments